Aalstenaar


Aalstenaar 1.0

iemand die afkomstig is uit de stad Aalst; inwoner van de stad Aalst

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een Aalstenaar…

is een persoon

  • [Plaats] woont doorgaans in de stad Aalst
  • [Plaats van herkomst] is afkomstig uit de stad Aalst; is geboren in de stad Aalst

    Algemene voorbeelden


    Het Aalsters Carnavalmuseum dient zowel de Aalstenaar en vooral de carnavalist te boeien en moet tevens een duidelijke inleiding zijn voor de niet-carnavalist en niet-Aalstenaar, die er de essentie van het carnavalsfeest, zijn geschiedenis en zijn hedendaagse verschijningsvorm kan in ontdekken.

    http://www.aalst.be/carnaval/

    Geen scheldwoord in de loop der tijden ooit aan de Aalstenaars gegeven, wist met zulke kracht alle andere verwijten te overtreffen als dit van AJUINEN en zijn varianten. De spotnaam voor de Aalstenaars is over heel Vlaanderen bekend [...]. De oorsprong van de spotnaam ajuinen ligt in de 19de eeuw, toen in Aalst en omstreken de uienteelt enorm floreerde.

    http://www.aalst.be/Default.asp?artikelid=46,

    Woordfamilie


    Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


    Aalstenaar 1.1

    iemand die lid of aanhanger is van een sportclub, vereniging of andere groep uit Aalst
    Meestal in het meervoud.

    Semagram (extra betekenisinformatie)


    Een Aalstenaar…

    is een persoon

        Algemene voorbeelden


        Aalst vroeg twee keer een strafschop maar kreeg er geen [...]. De thuisploeg hapte naar adem. Tegelijkertijd bleef de verlossende tweede treffer wel in de lucht hangen [...]. Een corner van Walem bereikte Doll. De stoere verdediger nam het leder in één tijd op de schoen. Meyssen sloeg de kogel met de hand uit het doelvlak. Meese trok rood voor de Aalstenaar. Zetterberg zette de strafschop om.

        De Standaard,