Zeeuw


Zeeuw 1.0

iemand die afkomstig is uit de provincie Zeeland; inwoner van de provincie Zeeland

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een Zeeuw…

is een persoon

  • [Plaats] woont doorgaans in de provincie Zeeland
  • [Plaats van herkomst] is afkomstig uit de provincie Zeeland; is geboren in de provincie Zeeland
  • [Taal] spreekt soms naast het Nederlands ook een Zeeuws dialect

    Algemene voorbeelden


    In deze storm, 31 januari '53, sloegen de Zeeuwse dijken door, heel Zeeland kwam onder water, een paar duizend Zeeuwen verdronken, honderdduizenden moesten geevacueerd worden, en wegens deze ernst der tijden gingen de mensen een paar dagen niet naar de bioscoop.

    De dronken kanarie, Jan Gerhard Toonder,

    Combinatiemogelijkheden


    met adjectief ervoor


    • een rechtlijnige Zeeuw
    • een zuinige Zeeuw

    Ploegleider Cees Priem was destijds vol onbegrip, maar een verhelderend gesprek tussen het tweetal heeft de doorgaans zo rechtlijnige Zeeuw inmiddels van gedachten doen veranderen.

    NRC,

    En Fons van den Berghen eet als een echte zuinige Zeeuw zijn boterhammen met reuzel van een krant bij een spaarzaam lichtje.

    NRC,

    met ander, nevengeschikt substantief


    • Limburgers of Zeeuwen
    • Zeeuwen en Brabanders
    • Zeeuwen en Hollanders

    In dit onderzoek zijn de levenslopen van twee groepen binnenlandse migranten en hun nakomelingen gereconstrueerd. Het gaat hier om Zeeuwen en Brabanders die in de perioden 1870-79 en 1920-29 voor kortere of langere tijd naar Rotterdam kwamen.

    http://www.hum.uva.nl/pion-imm/nederlands/nederlandshome.htm

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding