affrontelijk


affrontelijk 1.0

((vooral) in België)

beledigend of beschamend; affronterend

Algemene voorbeelden


Jouw Christine mocht toch zeker wel horen dat wij ons daar een paar uur ontspannen hebben? Bon. Ik geef toe dat ik het gezegd heb, van die champagne. Dat jij niet wilde betalen. Misschien wel wat affrontelijk voor jou, akkoord.

Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, Clem Schouwenaars,

Eigenlijk trok die zanger toch wel een beetje te onbesuisd van leer, moest ik toegeven. "Ik pluk dit roosje en schenk het jou. O heideroosje, schenk jij je hartje nou?" Zo één klein bloempje tegen een maagdelijk meisjeshartje willen ruilen... Het is min of meer affrontelijk.

De Standaard,

Vorig jaar onderlijnde het rapport van het International Panel on Climate Change (IPCC) voor het eerst het belang van een aanpassing van onze levensstijl in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Hoog tijd, want sommige gewoontes zijn gewoon hallucinant, aldus Rajendra Pachauri die een affrontelijke situatie schetste tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten. "Na urenlang oponthoud aan de immigratiediensten bracht mijn gastheer me bij de uitgang van de luchthaven naar zijn auto. Al die uren had hij speciaal voor mij de motor draaiende gehouden en de airco opgezet. "Maar waarom?", vroeg ik hem verbijsterd.

http://www.vilt.be/Een_dag_per_week_zonder_vlees_zou_mooi_begin_zijn,