ambtsperiode


ambtsperiode 1.0

periode waarin iemand een bepaald ambt uitoefent of volgens een vooraf vastgestelde duur mag uitoefenen; periode van ambtsuitoefening

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een ambtsperiode…

is een periode; is een tijd

  • [Duur] heeft, afhankelijk van het betreffende ambt, vaak maar niet noodzakelijk een in wetten, statuten enz. vooraf vastgestelde duur
  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is tijdelijk
  • [Belanghebbende of begunstigde] heeft betrekking op personen die verkozen of aangesteld worden voor zekere functie

    Algemene voorbeelden


    De oprichter van Aznars partij [...] zegt deze dagen dat hij het komende kabinet een ambtsperiode van twee tot drie jaar voorspelt.

    De Standaard,

    "Ik herinner het mij niet goed." "Het is allemaal zo lang geleden." "Dat was vóór mijn ambtsperiode." Deze antwoorden gaf de Brusselse procureur, Benoît Dejemeppe, vrijdag voortdurend op vragen van de onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel.

    De Standaard,

    De Albanese opstandelingen willen dat president Sali Berisha uiterlijk donderdag opstapt [...]. En zijn aanhangers van de Democratische Partij willen dat hij zijn ambtsperiode, die loopt tot het jaar 2002, volmaakt.

    De Standaard,

    Secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali hoopt dat de Verenigde Staten hem tóch nog zullen steunen voor een tweede termijn aan het hoofd van de Verenigde Naties (VN). De 73-jarige Egyptenaar zou wat graag aan die tweede ambtsperiode beginnen.

    De Standaard,

    Een ambtsperiode van een Senator is zes jaar.

    De Standaard,