appelboom


appelboom 1.0

afbeelding

Source: Muns
( CC BY 3.0 )

boom uit de rozenfamilie waaraan appels groeien; appelaar; appel

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een appelboom…

is een boom

  • [Uiterlijk] heeft in het voorjaar witte tot roze bloesems
  • [Geheel] maakt vaak deel uit van een boomgaard
  • [Plaats] groeit in streken met een gematigd klimaat
  • [Product of vrucht] is een boom waaraan appels groeien

Rijk Plantae; Planten
Stam Embryophyta; Landplanten
Klasse Spermatopsida; Zaadplanten
Orde Rosales
Familie Rosaceae; Rozenfamilie
Geslacht Malus

Algemene voorbeelden


Het is warm. Een droom van een nazomer. De ene appelboom na de andere die haast bezwijkt onder de vele kleine, donkerrode appeltjes. Af en toe horen we er eentje in het gras ploffen.

http://www.antrop-ver.nl/motief/nummers/motief35-3.htm,

We hebben hier in de tuin een pereboom en vier of vijf verschillende appelbomen en nog een walnotenboom midden in Den Haag. De appelen gaan in het appelgebak en in de appelmoes.

NRC,

Voor ze zich opmaakt en haar feestkledij aantrekt sjouwt ze met een mand en een emmer tussen de geteisterde appelbomen om de vruchten op te rapen die vannacht gevallen zijn toen de storm aan de takken schudde.

Het meesterstuk, Anna Enquist,

Combinatiemogelijkheden


als subject bij een werkwoord


  • staan

Als knaap wisten we waar, op weg naar school, zo'n appelboom stond. Met een paar zwaar beladen takken, kwam hij boven de hoge muur uit die de grootste boomgaard van het dorp omsloot. Het kwam er op aan er 's morgens als eerste bij te te zijn. Het manna lag dan over het grintpad dat langsheen de muur liep, uitgespreid. Misschien was onze appetijt groter toen en onze smaak nog niet verwend. Maar vooral waren appels die je, met wat geluk, onder de boom kon rapen, een soort toegift van de natuur.

De Standaard,

We poften aardappelen, we aten er bloedworst bij en appelmoes. Madame Motte had die appelmoes nog gemaakt, in haar tuin stonden vijf appelbomen, goudrenetten.

Berthold 1200, Paul Koeck,

met adjectivisch tegenwoordig deelwoord


  • een bloeiende appelboom
  • bloeiende appelbomen

Met op de achtergrond de besneeuwde toppen van de Karpaten liggen hier sappige weiden en kleine bossen die af en toe wemelen van de schapen. De huizen in de dorpen hebben allemaal een korenmijt en een bloeiende appelboom voor de deur.

NRC,

Na alle politieke praat genieten ze nog even van de lente, die nu ook Siberië in het prille groen zet. Een groepje jongeren en een paar oudere vrouwen drentelen wat temidden van de bloeiende appelbomen. Ze raken in gesprek.

De Standaard,

met adjectivisch voltooid deelwoord


  • een geplante appelboom

Twee jaar geleden zag Twan Hanse uit Brouwershaven onder een pas geplante appelboom in de tuin bij zijn huis een gouden munt liggen.

NRC,

met voorzetselgroep


Voorzetsel: in

  • de appelboom in de tuin

Vijfentwintig jaar geleden vestigde Ter Linden zich in Ruinen. Met de oude appelboom in de tuin van de aangekochte boerderij aan de Achterma in Ruinen als uitgangspunt creëerde hij rond de boerderij een flink aantal tuinen die in binnen- en buitenland grote bekendheid kregen.

Meppeler Courant,

  • een appelboom in bloei

Hebben die geldwolven ooit een nachtegaal gehoord? Geluisterd naar het ruisen van de bladeren in de wind? Stilgestaan bij een appelboom in bloei? Dat moet nu ook weer lukken, onderbrak mijn lief hem, juist die drie dingen heb ik vandaag gedaan.

De wekker, André Janssens,

in voorzetselgroep


  • onder de appelboom

Zondags was Casper bijna altijd in Velp. Lucas en Ymke waren er dan ook. Met mooi weer zaten ze achter het huis, onder de appelboom, met hun rug naar de voormalige kwekerij.

Engelen van het duister, Jan Siebelink,

Hij klopte hem op zijn schouder en nodigde hem uit onder een appelboom te gaan zitten.

Onwetendheid, Milan Kundera,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding


Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen