appeltje


appeltje 1.0

kleine appel
Soms ook als affectieve benaming voor een appel van normaal formaat.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een appeltje…

is een vrucht; is voedsel

      Algemene voorbeelden


      Hij nam je mee de stal in, zocht een wormstekig appeltje uit de hoop die voor veevoer bestemd was en duwde je weer naar buiten.

      De hangende man, Koos van Zomeren,

      Eet jij nou maar lekker je appeltje op, vóór die mannetjes van je thuiskomen. Dag liefie, daag... Heks af. Sneeuwwitje blijft met appel achter.

      Sneeuwwitje en de zeven dwergen, Jules Deelder,

      Dan zei hij: "Ik heb toch een trommeltje dropjes in de auto? Dat is ook lekker. Of we nemen een appeltje mee."

      Mensen met een hobby, Désanne van Brederode,

      Haar moeder knikte en stopte de boterhammen en een appeltje in haar tas, zodat Holly klaar was om naar school te gaan.

      Ritueel des doods, Willem Zebregs,

      Combinatiemogelijkheden


      met adjectief ervoor


      • een lekker appeltje

      De beheerders van het park herstellen de oude boomgaarden, zodat beren en herten zich te goed kunnen doen aan een lekker appeltje.

      De Standaard,

      met adjectivisch voltooid deelwoord


      • een gebakken appeltje

      Wil blijft zitten, ze neemt nog een gebakken appeltje.

      De asielzoeker, Arnon Grunberg,

      Vaste verbindingen


      een appeltje met iemand te schillen hebben

      Zie: een appeltje te schillen hebben met iemand

      er rolt misschien nog wel een appeltje uit de kast

      Woordfamilie


      Overige woordfamilieleden


      appeltje 1.1

      voorstelling van een appeltje

      Betekenisbetrekking


      metonymie
      Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

      Algemene voorbeelden


      Elke kamer heeft een nis waarin, getrouw aan de seizoenen, een bloemstuk wordt neergezet, daarnaast een beeld, een tekening, een gedicht, een houten appeltje. Het appeltje is uit één stuk appelbomenhout gehakt, langdurig gepolijst en dan in schijfjes gezaagd.

      Werk, Josse De Pauw,