armoedzaaier


armoedzaaier 1.0

iemand die armoede lijdt; iemand die noodgedwongen in armoede leeft; iemand die onder (uiterst) armoedige omstandigheden leeft; armoelijder; arme

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een armoedzaaier…

is een persoon

      Algemene voorbeelden


      Op het eind, wanneer het afgeladen schip met Albanezen die naar Italië willen, koers zet naar Bari, laat u niet zien hoe hen daar, zoals we ons allen van de televisiebeelden herinneren, grotendeels de toegang zal worden geweigerd - Italië wilde geen toevloed van armoedzaaiers.

      NRC,

      Ik kwam uit de stad, ik had geelzucht, ze zeiden me dat er een dokter was die armoedzaaiers hielp, en er geen geld voor vroeg.

      Over de grens, Chaja Polak,

      Bijna honderd jaar geleden had ook hij hier gelopen, op weg naar de Opera om in de rij te gaan staan voor een parterrestaanplaats voor de Götterdämmerung, een armoedzaaier in versleten kleren, verscheurd door woeste gedachten.

      Siegfried, Harry Mulisch,

      Voor de doordraaiende fabrieken ronselden ze armoedzaaiers uit de Duitse grensstreek, dagelijks werd de stoet Duitse werkwilligen vanaf de grens begeleid door gewapende marechaussee.

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

      Combinatiemogelijkheden


      met substantief ervoor


      • een bende armoedzaaiers
      • een stel armoedzaaiers
      • een stelletje armoedzaaiers

      Oktober 1918 kwamen ze, als een stel armoedzaaiers, aan in Berlijn, waar ze gauw contacten hadden in het modernistische kunstenaarsmilieu.

      De Standaard,

      Hij heult met de machthebbers en werpt zich op als de beschermer van een stelletje armoedzaaiers dat in hutjes op het strand woont.

      De Standaard,

      Met haar weelderige vormen beantwoordde ze blijkbaar aan de esthetische canon van die tijd en voedde ze bovendien de fantasie van de artistieke bende armoedzaaiers die in die dagen de Franse hoofdstad onveilig maakte.

      De Standaard,

      voorafgegaan door als


      • als armoedzaaier

      Die beeldvorming is terug te voeren op uitlatingen in de zeventiende eeuw en wel van hen die in hogere rangen dienden, zoals de Nederlandse chirurgijn Nicolaas de Graaff, die in zijn 1703 verschenen "Oost-Indische Spiegel" het lagere volk aan boord en in Azië afschilderde als armoedzaaiers, leeglopers en bandieten, een ratjetoe van afgedankte soldaten, gefailleerde kooplieden en gesjeesde studenten.

      http://www.atem.nl/VOC/VOC000.HTM

      De een wordt geboren als miljonair, de ander als armoedzaaier.

      http://www.xs4all.nl/~wzweers/dossiers/boeddha/

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding