bouwer woord 1.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die voor zijn beroep huizen en andere bouwwerken bouwt, hetzij als ondernemer, hetzij als werknemer iemand die huizen bouwt persoon art 120823 Een bouwer is een persoon iemand; mens beroepsnaam werkt meestal op bouwplaatsen in de open lucht gebruikt stenen, beton, specie, troffels, hijskranen maakt gebouwen, huizen, woningen doet zijn werk voor zijn beroep werkt als zelfstandige ondernemer met personeel of als werknemer bij een aannemer werkt niet bij vriesweer of tijdens de bouwvakvakantie De échte heersers van Avila zijn de bouwers. Voor hen is deze stad nooit geworden: kerk, klooster, huis, muur, te verdedigen bezit, te bewijzen waarheid. Voor hen groeide deze stad, steen na steen, voor hen had deze stad geen verleden of toekomst. Zij kwamen, zij vertrokken en lieten het werk van hun handen bevolken door de helden en de heiligen en door het hele nijvere volkje dat een huis zocht voor hun hart en een graf voor hun ziel. Luc Vancampenhout Met het oog op de jaren negentig 1983 Hij denkt dus, bijvoorbeeld, aan de bouwers. Luc Vancampenhout Met het oog op de jaren negentig 1983 Met de stappen van een bouwer meet hij de vertrekken op van een paleis dat nu als restaurant dienst doet, met zijn potlood de tegels en stenen. Fleur Bourgonje Labyrint 2002 Elke week waren de muurtjes en de steigers weer wat hoger, alsof ze de lucht in schoten op de wijze der planten, want bouwers troffen we er nooit aan. A.F.Th. van der Heijden De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders 1983 substantief met voorzetselgroep van een bouwer van grote projecten een bouwer van kerken een bouwer van kloosters een bouwer van kunstwerken een bouwer van olieplatforms een bouwer van torens een bouwer van tribunes een bouwer van wijken een bouwer van woningen Tegen het eind van de negentiende eeuw waren de joden de belangrijkste bouwers van nieuwe wijken buiten de stadsmuren. februari 1996 http://www.cidi.nl/html/publijst/online/jer-00.html substantief met ander, nevengeschikt substantief bouwers en architecten bouwers en projectontwikkelaars bouwers en studiebureaus bouwers en verbouwers De bouwers en architecten zullen niet aarzelen als ze kunnen rekenen op een installateur-domoticus die z'n bekwaamheid kan aantonen. mei 2000 http://www.vei.be/images/downloads/domotica/Kwaliteitslabel_Domotica.pdf architect-bouwer art 679955 arkenbouwer art 680070 banenbouwer art 701938 beroepsbouwer art 691122 bioscoopbouwer art 701939 bootbouwer art 701940 bunkerbouwer art 701941 collega-bouwer art 701942 frietkotbouwer art 701943 gevelbouwer art 701944 hokkenbouwer art 701945 huizenbouwer art 701946 hunebedbouwer art 701947 huttenbouwer art 701948 kathedraalbouwer art 701949 kathedralenbouwer art 701950 kerkenbouwer art 701951 kerncentralebouwer art 701952 kerststallenbouwer art 701953 leerling-bouwer art 701954 leerlinge-bouwer art 701955 Legobouwer art 701956 luchtkastelenbouwer art 701957 medebouwer art 701958 metaalbouwer art 701959 molenbouwer art 701960 monumentenbouwer art 701961 museumbouwer art 701962 nestbouwer art 701963 niet-bouwer art 701964 nieuwbouwer art 701965 paleisbouwer art 701966 piramidebouwer art 701967 projectbouwer art 701968 sleutelbouwer art 701969 snelbouwer art 701970 staalbouwer art 701971 staalconstructiebouwer art 701972 stedenbouwer art 148446 synagogebouwer art 701973 systeembouwer art 446314 tempelbouwer art 701974 tentbouwer art 701975 tentenbouwer art 701976 theaterbouwer art 701977 torenbouwer art 701978 tribunebouwer art 701979 turnkeybouwer art 701980 vestingbouwer art 701981 windmolenbouwer art 701982 woningbouwer art 393667 woonarkenbouwer art 701983 zelfbouwer art 186081 zwembadbouwer art 701984 2.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de abstractum bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er bedrijf dat huizen of andere bouwwerken bouwt bedrijf dat huizen e.d. bouwt metonymie 1.0 : 2.0 Op een mat Damrak verloor bouwer HBG vanmorgen 2,50 gulden op een koers van 251 gulden. NRC 1995 arkenbouwer art 680070 banenbouwer art 701938 betonbouwer art 701985 bioscoopbouwer art 701939 bunkerbouwer art 701941 collega-bouwer art 701942 fortenbouwer art 701986 frietkotbouwer art 701943 gaskamerbouwer art 701987 gevelbouwer art 701944 hokkenbouwer art 701945 huizenbouwer art 701946 kerncentralebouwer art 701952 mastenbouwer art 701988 medebouwer art 701958 metaalbouwer art 701959 molenbouwer art 701960 museumbouwer art 701962 nieuwbouwer art 701965 paleisbouwer art 701966 piramidebouwer art 701967 pompenbouwer art 701989 projectbouwer art 701968 scholenbouwer art 701990 sleutelbouwer art 701969 snelbouwer art 701970 staalbouwer art 701971 staalconstructiebouwer art 701972 stedenbouwer art 148446 systeembouwer art 446314 theaterbouwer art 701977 torenbouwer art 701978 tribunebouwer art 701979 turnkeybouwer art 701980 windmolenbouwer art 701982 woningbouwer art 393667 woonarkenbouwer art 701983 zwembadbouwer art 701984 3.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die voor zichzelf een nieuw huis laat bouwen iemand die een huis laat bouwen persoon art 120823 bouwheer art 24681 (vooral) in België Een bouwer is een persoon iemand; mens laat voor zichzelf een nieuw huis bouwen betrekt bij zijn plan een architect, een bouwbedrijf, een aannemer is meestal een privépersoon, die een woning voor zichzelf en zijn gezin laat bouwen De meubilering van een nieuwe woonst wordt door de meeste bouwers niet ingecalculeerd in het bouwbudget. 2003 http://www.internationaalmeubelfestival.be/Downloads/Aanvr.Deelname%20NL.pdf substantief met ander, nevengeschikt substantief bouwers en huurders bouwers en kopers Deze ingrepen zijn bijkomende stimuli om bouwers of kopers met renovatieambities naar de bestaande woonkernen te oriënteren of gezinnen met kinderen te overtuigen om in de stad te blijven of in de stad te komen wonen. http://www.leuven.be/servlet/genweb.servlet.MainServlet?toDo=open=4101 substantief met adjectief ervoor een particuliere bouwer Het college heeft particuliere bouwers in een aantal gevallen meer vrijheid gegeven dan het beeldkwaliteitsplan toestaat. Meppeler Courant 1994 aspirant-bouwer art 680788 kandidaat-bouwer art 77496 4.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die als beroep werktuigen, instrumenten of voertuigen in elkaar zet iemand die werktuigen maakt persoon art 120823 Een bouwer is een persoon iemand; mens beroepsnaam werkt in een fabriek of in een werkplaats maakt machines, voertuigen, muziekinstrumenten, in de regel zaken die uit talrijke onderdelen worden geassembleerd verricht zijn activiteit als bedrijf, als werknemer in een bedrijf of als kleine zelfstandige substantief met voorzetselgroep van een bouwer van accordeons een bouwer van computers een bouwer van harmoniums een bouwer van instrumenten een bouwer van klavierinstrumenten een bouwer van orgels een bouwer van piano's een bouwer van prototypes een bouwer van raketten een bouwer van een speeldoos een bouwer van telescopen een bouwer van textielmachines een bouwer van toetsinstrumenten een bouwer van treinstellen een bouwer van voertuigen De bouwer van toetsinstrumenten kan van deze twee enharmonische gelijken er slechts één op zijn instrument aanbrengen; in bovenstaand voorbeeld is dit ofwel de es ofwel de dis, hij moet kiezen. http://users.pandora.be/dirk.viaene/muziekth.htm substantief met ander, nevengeschikt substantief een bouwer en hersteller accordeonbouwer art 672721 Airbusbouwer art 675309 amateurbouwer art 701991 ambulancebouwer art 677129 apparatenbouwer art 678916 autobouwer art 10567 automatenbouwer art 682348 automobielbouwer art 315216 ballonbouwer art 686135 bassenbouwer art 687979 beiaardbouwer art 689828 bommenbouwer art 242377 botenbouwer art 395596 bouzoukibouwer art 701992 brievenbombouwer art 701993 busbouwer art 27528 bussenbouwer art 701994 camerabouwer art 701995 caravanbouwer art 701996 carrosseriebouwer art 477394 cascobouwer art 701997 cellobouwer art 701998 chassisbouwer art 701999 chipbouwer art 702000 chipsbouwer art 702001 componentenbouwer art 702002 computerbouwer art 702003 containerkraanbouwer art 702004 draailierbouwer art 702005 draaiorgelbouwer art 702006 elektronicabouwer art 702007 fietsenbouwer art 702008 fluitbouwer art 702009 framebouwer art 702010 gitaarbouwer art 702011 gitarenbouwer art 702012 gondelbouwer art 702013 graafmachinebouwer art 702014 grondwerkmachinebouwer art 702015 gsm-bouwer art 702016 helikopterbouwer art 65445 hijskranenbouwer art 702017 installatiebouwer art 702018 instrumentbouwer art 702019 instrumentenbouwer art 702020 integraalbouwer art 702021 jachtbouwer art 387450 jachtenbouwer art 702022 jeepbouwer art 702023 kernreactorbouwer art 702024 kijkerbouwer art 702025 klavecimbelbouwer art 702026 klavierbouwer art 702027 klipperbouwer art 702028 klokkenbouwer art 702029 koetsbouwer art 702030 koetswerkbouwer art 702031 kraanbouwer art 702032 liftenbouwer art 702033 ligfietsbouwer art 702034 ligfietsenbouwer art 702035 locomotievenbouwer art 702036 luchtschepenbouwer art 702037 luchtschipbouwer art 702038 luitbouwer art 702039 maatbouwer art 702040 machinebouwer art 93861 Macintoshbouwer art 702041 mallenbouwer art 702042 maquettebouwer art 702043 matrijsbouwer art 702044 matrijzenbouwer art 702045 megajachtenbouwer art 702046 midwinterhoornbouwer art 702047 modelbootbouwer art 702048 modelbouwer art 100568 motorenbouwer art 702049 motorfietsbouwer art 702050 motorhomebouwer art 702051 muziekinstrumentenbouwer art 702052 orgelbouwer art 115307 orkestrionbouwer art 972340 ovenbouwer art 702054 paletbouwer art 702055 pc-bouwer art 702056 pianobouwer art 427706 pianofortebouwer art 702057 prothesebouwer art 702058 punterbouwer art 702059 raketbouwer art 702060 rakettenbouwer art 702061 rijtuigbouwer art 702062 robotbouwer art 702063 roltrappenbouwer art 702064 satellietenbouwer art 702065 saunabouwer art 702066 scheepsbouwer art 137151 spaceshuttlebouwer art 702067 sportwagenbouwer art 702068 steigerbouwer art 702069 stuurhuizenbouwer art 702070 systeembouwer art 446314 telescoopbouwer art 702071 tentenbouwer art 701976 textielmachinebouwer art 702072 trailerbouwer art 702073 trambouwer art 702074 tramstelbouwer art 702075 transformatorenbouwer art 702076 treinbaanbouwer art 702077 treinbouwer art 702078 treinstellenbouwer art 702079 truckbouwer art 702080 turbinebouwer art 702081 uurwerkbouwer art 702082 vioolbouwer art 170620 vleugelbouwer art 702083 vliegtuigbouwer art 171356 vlottenbouwer art 702084 voertuigenbouwer art 702085 vrachtwagenbouwer art 702086 wagenbouwer art 177724 wapenbouwer art 702087 weefgetouwenbouwer art 702088 wegenbouwer art 179876 werktuigbouwer art 702089 windturbinebouwer art 702090 zeescheepsbouwer art 702091 zeilbotenbouwer art 702092 zelfbouwer art 186081 zeppelinbouwer art 702093 4.1 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die software maakt persoon art 120823 metafoor 4.0 : 4.1 substantief met voorzetselgroep van een bouwer van beveiligingsprogramma's een bouwer van Kennisnet een bouwer van sites een bouwer van websites Er heeft een voortdurende race plaats tussen de hackers en de bouwers van beveiligingsprogramma's. NRC 6 oktober 2003 applicatiebouwer art 702094 browserbouwer art 702095 gamebouwer art 702096 homepagebouwer art 702097 netwerkbouwer art 702098 sitebouwer art 702099 softwarebouwer art 702100 virusbouwer art 702101 webbouwer art 280767 websitebouwer art 451376 zoekmachinebouwer art 333436 5.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de abstractum bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er bedrijf dat werktuigen, instrumenten of voertuigen in elkaar zet bedrijf dat werktuigen e.d. in elkaar zet metonymie 4.0 : 5.0 Een bouwer is een bedrijf is gevestigd in een of meerdere fabrieken maakt machines, voertuigen, muziekinstrumenten, in de regel zaken die uit talrijke onderdelen worden geassembleerd substantief met voorzetselgroep van een bouwer van accordeons een bouwer van auto's een bouwer van boten een bouwer van caravans een bouwer van chips een bouwer van computers een bouwer van harmoniums een bouwer van instrumenten een bouwer van jachten een bouwer van klavierinstrumenten een bouwer van locomotieven een bouwer van luchtschepen een bouwer van luxewagens een bouwer van motoren een bouwer van orgels een bouwer van piano's een bouwer van raketten een bouwer van reactoren een bouwer van sportwagens een bouwer van stuwdammen een bouwer van telescopen een bouwer van textielmachines een bouwer van toetsinstrumenten een bouwer van treinstellen een bouwer van trucks een bouwer van verkeerslichten een bouwer van vliegtuigen een bouwer van voertuigen In die periode was Foden de bouwer van zware trucks voor het lange-afstandsvervoer en het bouwvervoer, ze produceerden multi-assers en trekkers, complete dumptrucks en kraanonderwagens, en allerlei speciale voertuigen. http://www.atw.nl/nieuws.htm substantief met ander, nevengeschikt substantief een bouwer en hersteller Faillissement voertuigenbouwer kost 370 banen. LAG, de Limburgse bouwer en hersteller van industriële voertuigen, is gisteren failliet verklaard. De Standaard 1996 6.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die als beroep infrastructuurwerken uitvoert, zoals het aanleggen van wegen, spoorwegen, bruggen of tunnels iemand die infrastructuurwerken uitvoert persoon art 120823 Een bouwer is een persoon iemand; mens beroepsnaam werkt meestal in de open lucht voert grote infrastructuurwerken uit zoals het aanleggen van wegen, spoorwegen, bruggen, tunnels, waterwegen en dijken werkt met grote machines zoals hijskranen, graafmachines, bulldozers verricht zijn activiteit als werknemer in een bedrijf of als kleine zelfstandige Het metrostation Centraal Station komt te liggen onder de middentunnel van het CS met een ondergrondse entreehal onder het Stationsplein. Het metrostation krijgt daar drie ingangen: twee aan weerszijden van de hoofdingang van het CS en één bij het begin van de brug naar het Damrak. Ook komt er vanuit de metrohal een directe roltrap naar de perrons van de metro's naar Gaasperplas en Gein. "Mijn taak is om te zorgen dat bouwers en reizigers elkaar niet voor de voeten lopen", vat John Groot samen. Hij coördineert alle werkzaamheden op het stationseiland. 2000 http://www.noordzuidlijn.amsterdam.nl/default.htm substantief met voorzetselgroep van een bouwer van aquaducten een bouwer van bruggen een bouwer van dijken een bouwer van tunnels Asher maakte een "site specific"-installatie die het verband legde tussen twee beroemde architecten en tijdgenoten: Victor Horta, ontwerper van het PSK, en de Californische ingenieur-architect William Mulholland, bouwer van stuwdammen en aquaducten in de woonplaats van de kunstenaar Los Angeles. De Standaard 1996 De tiendaagse afsluiting van de snelweg A44, die vrijdagavond is ingegaan, komt de bouwers van de hogesnelheidslijn (HSL) goed uit. Haagsche courant 21 oktober 2002 bruggenbouwer art 26182 dambouwer art 702102 dijkbouwer art 702103 dijkenbouwer art 483421 kanalenbouwer art 702104 snelwegbouwer art 702105 spoorbouwer art 702106 spoorwegbouwer art 702107 stratenbouwer art 702108 tunnelbouwer art 702109 vijverbouwer art 702110 7.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de abstractum bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er bedrijf dat infrastructuurwerken uitvoert, zoals het aanleggen van wegen, spoorwegen, bruggen of tunnels bedrijf dat infrastructuurwerken uitvoert bedrijf art 13978 metonymie 6.0 : 7.0 Een bouwer is een bedrijf opereert meestal in de open lucht voert grote infrastructuurwerken uit zoals het aanleggen van wegen, spoorwegen, bruggen, tunnels, waterwegen en dijken werkt met grote machines zoals hijskranen, graafmachines, bulldozers substantief met voorzetselgroep van Op de beklaagdenbank zitten direktieleden van het havenbestuur van Ramsgate, de Zweedse bouwer van de brug (Fartygs-entreprenader), de ontwerper (Fartygs-konstruktioner) en Lloyds Register of Shipping als inspektiebedrijf van schepen en haveninstallaties. De Standaard 1995 bruggenbouwer art 26182 dambouwer art 702102 dijkbouwer art 702103 dijkenbouwer art 483421 kanalenbouwer art 702104 snelwegbouwer art 702105 spoorbouwer art 702106 spoorwegbouwer art 702107 stratenbouwer art 702108 tunnelbouwer art 702109 8.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die de opstelling van zaken en personen bedenkt en maakt bij evenementen als bijvoorbeeld exposities, stoeten of springconcoursen iemand die opstellingen maakt persoon art 120823 Een bouwer is een persoon iemand; mens beroepsnaam werkt zowel binnen als buiten naargelang van het project waaraan hij werkt maakt opstellingen van zaken en personen voor een evenement maakt tentoonstellingen, corso's, praalwagens, springparcoursen, podia e.d. voert zijn activiteiten uit als beroep of uit liefhebberij Er wordt wel een parcours uitgezet, maar de bouwer zal vooral natuurlijke elementen gebruiken, die hij al dan niet aanpast. http://www.paardennieuws.be/index.html substantief met voorzetselgroep van een bouwer van pistes een bouwer van praalwagens een bouwer van tentoonstellingen Op zaterdag 12 augustus gunnen de bouwers van de praalwagens belangstellenden een kijkje in de keuken van het wagenbouwersvak. Meppeler Courant 1995 corsobouwer art 702111 coulissebouwer art 972315 decorbouwer art 36336 interieurbouwer art 702113 lichtbouwer art 702114 operadecorbouwer art 702115 parcoursbouwer art 118451 pistebouwer art 702116 podiumbouwer art 702117 standbouwer art 702118 standenbouwer art 702119 stoetenbouwer art 702120 tentoonstellingsbouwer art 702121 9.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die iets onstoffelijks tot stand brengt iemand die iets onstoffelijks creëert persoon art 120823 metafoor 1.0, 10.0 : 9.0 Een bouwer is een persoon iemand; mens nomen agentis brengt onstoffelijke dingen tot stand brengt reglementeringen tot stand, bepaalt het verloop van iets, doet meestal vrij complexe immateriële zaken ontstaan, die geleidelijk tot stand komen substantief met voorzetselgroep van de bouwer van zijn persoonlijkheid In het Montessori-onderwijs is het kind zelf de bouwer van zijn persoonlijkheid. http://www.google.be/search?q=cache:f434vZZV8l8J:www.klasse.be/archieven/archieven.taf%3Factie%3Ddetail%26nr%3D5186+montessori+basisschool=nl=lang_nl=UTF-8 conglomeraatbouwer art 702122 consensusbouwer art 702123 imagobouwer art 702124 imperiumbouwer art 702125 modellenbouwer art 462301 mythebouwer art 972341 oeuvrebouwer art 702127 opusbouwer art 702128 systeembouwer art 446314 verhalenbouwer art 702129 9.1 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die of iets wat de oorzaak is van het ontstaan van iets iemand die de oorzaak is van iets persoon art 120823 zaak art 184600 metafoor 9.0 : 9.1 substantief met voorzetselgroep van de bouwers van het schrijversblok In ieder geval gaat Brenda Ueland al in het eerste hoofdstuk de bouwers van het schrijversblok te lijf. NRC 1993 10.0 bouwer woord 11892 substantief soortnaam mannelijk de persoonsnaam bouwer bou.wer bouwers bou.wers bouwertje bou.wer.tje 2 1ste lettergreep *b ɑu . ə r afleiding bouw- werkwoord (stam) -er iemand die als opdrachtgever, architect of uitvoerder een bepaald bouwwerk heeft gemaakt iemand die iets gebouwd heeft persoon art 120823 Een bouwer is een persoon iemand; mens nomen agentis gaf de opdracht tot of had de leiding bij de constructie van een bouwwerk maakt of maakte een bouwwerk, vaak een beroemd, historisch belangrijk bouwwerk geniet vaak een bepaalde faam of beroemdheid voor wat hij gedaan heeft substantief met voorzetselgroep van de bouwer van de Chinese Muur de bouwer van de tempel van koning Rhampsinitos de bouwer van het oorspronkelijke landhuis De bouwer van het oorspronkelijke landhuis had er de suggestie van een lieflijke droom aan meegegeven. Rudolf Geel Verleidingen 1985 Deze koning van Qin is bij ons bekend als de bouwer van de Chinese muur, maar zijn grootste verdienste was het verenigen van China tot een machtig keizerrijk. http://www.ou.nl/open/rma/spiegel/frames11.htm bouwerbouwer