bruidegom


bruidegom 1.0

man op de dag van zijn huwelijk en in de periode dat hij in ondertrouw is; man op de dag van zijn bruiloft; man op de dag dat hij trouwt; man op zijn huwelijksdag

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een bruidegom…

is een persoon

  • [Uiterlijk] is feestelijk gekleed; draagt, als hij de klassieke stijl volgt, een jacquet of rokkostuum
  • [Tijd] wordt zo genoemd op de huwelijksdag en in de periode van ondertrouw
  • [Burgerlijke staat] is in ondertrouw of zojuist getrouwd
  • [Geslacht] is een man
  • [Betrekking of relatie] is de partner van de bruid

Algemene voorbeelden


Er is een traditie in het Jodendom, dat de bruidegom op de dag van de bruiloft zijn glas op de grond gooit en vertrapt, wetende dat het leven broos is en breekbaar.

http://www.paaskerk.nl/preken/pk03-447-30-11-03%20Eerste%20Advent-Weet%20dat%20de%20zomer%20komt.htm,

Het gaat om een bruiloftstoet. Op de vooravond van de 'grote dag' ging de bruidegom zijn bruid halen in het huis van haar vader. Ze werd dan plechtig en feestelijk in een draagkoets onthaald in zijn huis voor de huwelijksceremonie.

http://dominicanen.be/preken/a32zond.htm

Waar de traditie eist dat de bruidegom en de mannelijke stoetgangers een habijt dragen, gebeurt dat in de praktijk hoogst zelden. Wat niet echt kan is een smoking, omdat het avondkledij is, maar ja, de klant is koning. Een gekleed donker pak kan, donkerblauw is de topper. De jongste tijd zie je nogal wat bruidegoms met een glitterjasje of een glittergilet. Moet kunnen.

De Standaard,

'De bruidegom zal zo wel komen,' zegt de ambtenaar en hij kijkt vol vertrouwen op zijn horloge. Hij weet dat bruidegommen altijd komen; soms komen ze te laat, daarover heeft hij aardige anekdotes, maar echt wegblijven doen ze vrijwel nooit.

De asielzoeker, Arnon Grunberg,

Combinatiemogelijkheden


met adjectief ervoor


  • een toekomstige bruidegom

De gegevens kent hij zowat uit zijn hoofd: de Binnenlandse Veiligheidsdienst stelde vanaf januari 2000 op verzoek van het Kabinet der Koningin een onderzoek in naar de handel en wandel van mr. Edwin de Roy van Zuydewijn, de toen nog toekomstige bruidegom van prinses Margarita, dochter van prinses Irene.

De klokkenluider, Tomas Ross,

Martha vond het wel vreemd dat haar toekomstige bruidegom niet aanwezig was in het donkere vertrek, maar de fikse aristocraat verklaarde kort dat het hier een gesprek onder vier ogen betrof.

Martha, Lut Ureel,

met adjectivisch tegenwoordig deelwoord


  • de aanstaande bruidegom

De aanstaande bruidegom had er lang over gedaan om afscheid te nemen van zijn vrijgezellenstatus. Hij was al tweeënveertig jaar en het was zijn eerste poging. Zijn leeftijd bracht met zich dat ook degenen die hem als vrijgezel kwamen uitwuiven, hun verstandskiezen al lang hadden laten trekken. Het waren allemaal getrouwde lappen.

Na de siësta, Paul Koeck,

met bezittelijk voornaamwoord


  • haar bruidegom

Eén van de bruiden van de 'super-honeymoonreis' naar het zonnige eiland Malta, heeft haar satijnen schoentjes verwisseld voor een paar gemakkelijk zittende stappers. De fotograaf heeft een schitterende locatie gevonden en wil haar en haar bruidegom fotograferen op een rotsplateau dat uitloopt in zee, met opspattend water op de achtergrond.

Meppeler Courant,

met ander, nevengeschikt substantief


  • bruid en bruidegom

Bruid en bruidegom vertelden uitgebreid over het aanzoek (Alexander had de champagne en rozen al klaargezet). De Prins van Oranje kon ondanks al zijn repetities niet naar zijn zin uit zijn woorden komen. Maar uiteindelijk is het neergekomen op iets in de trant van: "Ik vraag dit voor de eerste keer in mijn leven en de enige keer in mijn leven."

ANP,

Vaste verbindingen


Woordfamilie


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen


bruidegom 1.1

man van een echtpaar op een gedenkdag van hun huwelijk; man van een echtpaar op hun trouwdag

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een bruidegom…

is een persoon

      Algemene voorbeelden


      Het echtpaar Bouwe en Gerrigje Westhuis was zondag 60 jaar getrouwd [...]. De bruidegom is 81 jaar en geboren en getogen in Heetveld. Zijn bruid is 79.

      Meppeler Courant,

      Combinatiemogelijkheden


      met ander, nevengeschikt substantief


      • bruid en bruidegom

      Het echtpaar De Vries vierde gisteren het 60-jarig huwelijksfeest. Bruid en bruidegom verkeren in blakende gezondheid. Mevrouw J. (83) en de heer G. de Vries (85) klagen, afgezien van een lichte doofheid, dan ook niet over hun welzijn. In 1935 traden ze in het huwelijk.

      Meppeler Courant,

      bruidegom 1.2

      aanstaande echtgenoot; man met wie iemand gaat trouwen

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Een bruidegom…

      is een persoon

          Algemene voorbeelden


          'O, is het al zo laat?' Gearmd lopen we de trap af. Het heeft iets van schrijden, iets voornaams, alsof ik dit meisje dat ik niet ken moet uithuwelijken aan een nog onbekende bruidegom.

          Hersenschimmen, J. Bernlef,

          Combinatiemogelijkheden


          als object bij een werkwoord


          • een bruidegom uit het buitenland halen

          De regeringspartijen in spe besloten dat een bruid of bruidegom die uit het buitenland wordt gehaald, minstens 21 jaar moet zijn. Nu is dat nog 18 jaar. Ook de inkomenseis wordt opgeschroefd.

          Brabants Dagblad,

          met ander, nevengeschikt substantief


          • bruiden en bruidegommen

          Het over laten komen van bruiden en bruidegommen wordt aan banden gelegd. Bakker: 'Vooral Turkse en Marokkaanse jongens hebben er een handje van hun partner uit het thuisland, veelal thuisdorp, te halen.'

          de Volkskrant,

          Woordfamilie


          Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen