cipier


cipier 1.0

iemand die voor zijn beroep in een gevangenis de gedetineerden bewaakt; gevangenisbewaker

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een cipier…

is een persoon

  • [Uiterlijk] draagt meestal een uniform
  • [Attribuut] beschikt over de sleutels van de cellen
  • [Plaats] werkt in een gevangenis
  • [Activiteit of handeling] bewaakt gedetineerden, brengt hen eten, begeleidt hen bij de wandeling en bij andere activiteiten, opent en sluit de cellen
  • [Oorzaak, reden of aanleiding] doet zijn werk voor zijn beroep
  • [Organisatie en organisatiewijze] werkt meestal in overheidsdienst

Algemene voorbeelden


Bijna overal in Europa zuchten twee of meer boeven in één cel. Dat is meer werk voor de cipiers, want gevangenen kunnen elkaar te lijf gaan als ze dag en nacht op elkaars lip zitten, maar spaart wel veel geld uit aan accommodatie.

Blinde ambitie, Eduard Bomhoff,

De deur van de cel werd opengegooid, alsof ze nooit gesloten was geweest, en een norse cipier stak zijn pas geschoren smoel naar binnen.

Requiem voor de geitenmelker, Robin Hannelore,

Zo is enerzijds een gevangene niet vrij te doen wat zijn cipiers hem verbieden; zij hebben hem in hun macht en kunnen hem dwingen (verplichten) hen te gehoorzamen.

http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Articles/Liberalisme,%20samenleving,%20maatschappij.htm

Combinatiemogelijkheden


als subject bij een werkwoord


  • de cel openen
  • de sleutel omdraaien
  • zijn ronde doen

De cipier met nachtdienst doet zijn ronde. Celdeuren worden hermetisch afgesloten. Klakklakklak-klik. Drie grendels, en één slot.

Costa del Crimen, Stan Lauryssens,

Een deur die in het slot valt. De cipier die de sleutel omdraait. Je bent binnen, je bent alleen met de kreten en tekens die je voorgangers in de muren hebben gekrast.

Hier ben ik, Donald Niedekker,

Vaste verbindingen


Woordfamilie


Als deel van een afleiding


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen


cipier 1.1

iemand die de vrijheid van handelen van iemand anders tegenwerkt, fnuikt of belet

Betekenisbetrekking


metafoor
Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

Algemene voorbeelden


Nu denk ik dat we onze handen krampachtig op onze rug hielden en onze tong in onze eigen mond uit angst voor wat er zou zijn gebeurd als we ons in zo'n korenveld op elkaar hadden gestort. Zo hielden we elkaar gevangen. Zo dwongen we elkaar tot kuisheid. We waren object en subject van elkaars verlangen, maar speelden ook de cipier ervan.

Alle verhalen, Kristien Hemmerechts,

De overtreding van Davids werd niet opgemerkt door Van Vliet. Hij kwam al ogen tekort bij het opstootje tussen Kluivert en zijn cipier Streppel. Dankzij de oplettende grensrechter Hoppe besloot de leidsman even later Davids van het veld te sturen.

NRC,