crapuul

Ik zeg: "Mensen, wat is België? Hooguit een hoop goudreserves en het politiek crapuul dat het beheert en onder elkaar verdeelt."

'We hebben het kunnen regelen dat je bij Menzo aan de slag kunt.' 'Bij Menzo?' roept de schrijver verontwaardigd. 'Bij Menzo, waar zelfs dat stuk crapuul van een Van Rossem welkom is, die oplichter die arme mensen miljarden heeft afgetroggeld?'

De tentoonstelling Het kanailje [...] blikt terug op een periode waarin de betere klassen minachtend neerkeken op het werkvolk. Voor hen waren de arbeiders het "kanailje", het uitschot en het crapuul van de straat.

Mensenkenner als hij was had hij van bij het eerste oogcontact gezien dat die Nikki iemand was die [...] slechts in contact kwam met mannen waarvoor de omschrijvingen 'achterlijk crapuul', 'stinkend kreupelhout' en 'slechtste minnaars ter wereld' nog te vriendelijk zou zijn.

Niemand begreep wat er precies aan de hand was. De vader niet [...]. Isabelle niet [...]. De moeder niet. Zij zag zich geconfronteerd met een of ander brutaal crapuul. Met opgeheven hand wilde zij het crapuul duidelijk maken dat dit niet de juiste manier was. Ze schrok plotseling van iets in de ogen van de jonge kerel.