huppelen


huppelen 1.0

met dansende sprongetjes bewegen; zich met dansende sprongetjes voortbewegen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Huppelen…

is een handeling

      Algemene voorbeelden


      Tijdens het spel * De kinderen huppelen op de muziek. * De kinderen die niet huppelen, klappen met de muziek mee.

      http://www.vrijens.nl/lesidee_onderbouw/lesidee_onderbouw_bewo1.htm

      Daar had Igor vrede mee; hij hinkelde en huppelde aan Viktors hand.

      Blanco, Peter Terrin,

      Daarom wandelde ze nooit, ze huppelde. Haar plooirok moest leuk opwippen. Niet één keer maar de hele tijd. Het tikken van haar rode schoentjes? De hele buurt moest het horen.

      Het goddelijke monster, Tom Lanoye,

      Het meisje huppelde om hem heen wanneer ze rondzwierven door de bossen en langs de meren.

      Anna, Hanna en Johanna, Marianne Fredriksson,

      Hij huppelde van zijn ene been op het andere naar het deurgat en bleef daar staan.

      Mijn tweede huid, Erwin Mortier,

      Kleuters verkennen de wereld rondom zich op een heel actieve manier. Ze zijn dan ook constant in beweging: huppelen, springen, kruipen en rollebollen behoren tot hun dagelijkse activiteiten.

      http://www.geraardsbergen.be/nederlands/pagesFolder/FolderHoofdFrame.htm

      Op de cursus worden de honden eerst basisbewegingen bijgebracht zoals kruipen, achteruitlopen, huppelen, rollen en slalommen tussen de benen van de eigenaar door.

      Algemeen Dagblad,

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: van

      • huppelen van blijheid
      • huppelen van pijn
      • huppelen van plezier
      • huppelen van zenuwen

      Ik huppelde van blijheid door de bloemenvelden zoals alleen een kind dat kan doen.

      http://www.solcon.nl/langeveld/keerpunt/index-fr.htm,

      Mijn ijsberen werd huppelen van de pijn en mijn uitspraken werden allesbehalve geruststellend.

      Nette mensen in een nieuwe tijd, Hans van der Kamp,

      Ze had wel kunnen huppelen van plezier.

      Na de siësta, Paul Koeck,

      We konden het niet helpen, maar we huppelden van plezier.

      Een weekend in Oostende, Willem Brakman,

      Om niks begon hij in zijn paleis te brullen en te huppelen van de zenuwen, lang kon een mens dit niet volhouden.

      Het verdriet van België, Hugo Claus,

      met een als-bepaling


      • huppelen als een klein kind
      • huppelen als jonge schoolkinderen

      Het laatste stuk moeten ze lopen en Laura huppelt als een klein kind om hem heen.

      Een soort Engeland, Robert Anker,

      Het was meer huppelen als jonge schoolkinderen dan wandelen of lopen.

      Een burgerlijke vakantie in het zuiden, Piet Sterckx,

      overig


      • de cel in huppelen
      • het eiland op huppelen
      • de trap op huppelen
      • de kamer uit huppelen
      • de deur uit huppelen

      Een blonde travestiet huppelt de cel in.

      Costa del Crimen, Stan Lauryssens,

      Over een deinende loopplank huppelen we het eilandje op.

      Miniaturen, Karel Jonckheere,

      Jonas gaf haar een klapzoen op de wang en huppelde de deur uit zonder zijn moeder nog een blik waardig te achten.

      Het goddelijke monster, Tom Lanoye,

      Angie huppelde de kamer uit.

      Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,

      Ze huppelde professioneel de trap op, als gezellige dochter, en ging op haar kamer op de grond zitten.

      Mensen met een hobby, Désanne van Brederode,

      • een huppelende ekster
      • een huppelende gids
      • een huppelende pas
      • huppelende dames
      • huppelende konijnen

      Meestentijds bestaat de dans uit het bekende en beperkte idioom: een draaiende off balance-beweging, gevolgd door een val, een huppelende pas als onderbreking van een sprintje.

      NRC,

      Voor 't overige niets dan klaterende kinderlijke prietpraat; iets wat op school gebeurde, en 'n warrig verhaal dat z'n oorsprong vond in een huppelende ekster.

      Het klokhuis van een zondag, Stefan Boonen,

      Ruikend als een cocotte volg ik de gastheer en mijn huppelende gids naar een banaal salonnetje voor een cognac.

      Miniaturen, Karel Jonckheere,

      Nieuwsgierige eekhoorns, een uil die zijn vleugels uitslaat, huppelende konijnen en soms een ree.

      Mijn mama is een cowboy, Stefan Boonen,

      Te midden van dit desolaat decor zat Marie-Claire in een blauwe rookwolk op een doorgezakte sofa tussen lege flessen en overvolle asbakken naar een TV-programma te kijken waarin huppelende dames in fluopakken het over een nieuwe fitnessmethode hadden.

      Cargo, Patrick Conrad,

      Vaste verbindingen


      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      huppelen 2.0

      ( Gezegd van muziek)
      vrolijk springerig klinken

      Betekenisbetrekking


      metafoor
      Betrokken betekenissen 1.0 : 2.0

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Huppelen…

      is een werking

          Algemene voorbeelden


          Hij laat de ritmen graag huppelen op de tenen van een licht staccato, de tempi altijd snedig en absoluut stabiel.

          De Standaard,

          Maar het loont de moeite te horen hoe hij met het prima spelend Munt-orkest Rossini's sprankelende partituur tot leven brengt, de muziek lichtvoetig laat huppelen en toch substantie geeft.

          De Standaard,

          Deze rock huppelt niet op de bekende maat, maar zoekt zich een expressieve weg die de tijd indringend raakt.

          De Standaard,

          Geen idee of The Best Of Kitaro dat ook echt is, maar deze ster van de groots gearrangeerde new age biedt hierop elf stukken: eenvoudige constructies met veel hooggestemde fluitpartijen, weemoedige melodieën, huppelende drums.

          De Standaard,

          Vervolgens knielde hij om Jah te bedanken voor het opgekomen publiek - de zaal was halfvol - en gaf het startschot voor een uurtje lichtvoetig huppelende reggae.

          De Standaard,

          Judiths stem huppelde in het rond.

          Het samenzijn, Jan Meyers,