jouwen


jouwen 1.0

honende, kwetsende, smalende kreten slaken, vaak op luide toon en door vele personen tegelijkertijd; honend schreeuwen
Met een directe rede ook in overgankelijk gebruikt.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Jouwen…

is een handeling

      Algemene voorbeelden


      Een paar dozijn jonge keffers, als u 't mij vraagt betaalde oproerkraaiers, hebben gedurende een halfuur het voorplein bezet en er het gebruikelijke kabaal geschopt, jouwen en slogans scanderen en affiches bekladden, dat soort dingen, weet u wel.

      Op toernee met Leopold Sondag, Ward Ruyslinck,

      Ik deed automatisch een stap achterwaarts, maar werd door mijn klasgenootjes weer naar voren geduwd. 'Albert z'n pepken en memke kummen 'm hoalen,' jouwden ze, waarbij het 'hoalen' lang en pesterig werd aangehouden. Hun snauwerige, platgeslagen dialect... het lelijkste dat in Brabant werd gesproken.

      De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

      'Paki smeerlap,' jouwt een jongen met een accent dat ik nog nooit heb gehoord, terwijl hij zijn hoofd op een vreemde manier heen en weer schudt.

      De jongen die alles goed wou denken, Ben Faccini,

      Ik droomde dat de verkering ontdekt was, dat ik achtervolgd werd door een horde klasgenoten die jouwden: Anton gaat met Rita, Anton gaat met Rita, en dat er overal, op reclamezuilen, schuttingen, winkelruiten, grote affiches hingen, waarop in bloedrode letters stond: lieveling, ik kus je, Rita.

      De hemelvaart van Massimo en Lui oog, Oek de Jong,

      Combinatiemogelijkheden


      met bijwoord


      • luidruchtig jouwen

      Aan de hoofdzetels van Gemeentekrediet en Bacob werd halt gehouden en luidruchtig gejouwd.

      De Standaard,

      met een infinitief met te


      • beginnen te jouwen

      'Onze laatste toegift, dé grote hit van de Merelkampioen: "Plaktang"!' Ze begonnen te jouwen, om me heen te springen en elkaar tegen mij aan te duwen.

      Twee vorstinnen en een vorst, R.J. Peskens,

      met ander, nevengeschikt werkwoord


      • joelen en jouwen
      • lachen en jouwen
      • roepen en jouwen
      • schelden en jouwen

      Er werd gejoeld en gejouwd, gevloekt en gescholden. Een volgende traangasbom bracht de menigte werkelijk aan het zieden, zodat de militaire touwtjestrekkers het raadzaam oordeelden hun toch al niet te ijverige rekruten terug te roepen.

      Requiem voor de geitenmelker, Robin Hannelore,

      De jongens waren geschrokken, dropen af en zetten het op een lopen. Vanaf een afstand begonnen ze te roepen en te jouwen. 'Moffenjong, zigeunerjong, hoerenjong!'

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

      "Het Individu" is de naam van een nieuwe, moderne, tirannieke god. Dit is een God die joelt en jouwt wanneer hij zijn zin niet krijgt.

      De Standaard,

      De pers helpt bij het schelden en jouwen, maar helpen betekent dat de andere er al mee bezig is.

      Verborgen schade, Aster Berkhof,

      tegenwoordig deelwoord als adjectief gebruikt


      • het jouwende gepeupel

      Na drie dagen werden ze overgebracht naar Turnhout waar ze in een mensonterende mars langs het jouwende en opgezweepte gepeupel heen moesten naar de kazerne.

      http://home.tiscali.be/dfgrash/brig/br7_jun.htm#zuid,

      • jouwende spreekkoren

      's Nachts had ik in mijn slapeloosheid last van een voetbalstadion vol afwisselend jubelende en jouwende spreekkoren, met af en toe een hetzerige reporterstem ertussendoor.

      De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

      overig


      • naar elkaar jouwen

      In Nederlandse voetbalstadions jouwen supporters naar elkaar, want voetbal is bij ons vooral oorlog.

      Dovemansoren, Rinus Ferdinandusse,

      Woordfamilie


      Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      jouwen 2.0

      op luidruchtige wijze uiting geven aan zijn emoties; joelen

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Jouwen…

      is een handeling

          Algemene voorbeelden


          De voorzitster van de golfweduwen overhandigde hem de Gouden Golfbal. De mannen jouwden hun kelen schor, zogezegd om het spel mee te spelen, maar hun gezichten logen er niet om. Daarna gaf iedereen zich over aan het dansfeest en de zorgeloosheid van één avond.

          Na de siësta, Paul Koeck,

          Combinatiemogelijkheden


          tegenwoordig deelwoord als adjectief gebruikt


          • jouwende kinderen
          • het jouwende stel

          Op uien-corvee in Osaka kregen we drommen jouwende kinderen achter ons aan en aan de bevolking is wel te zien dat er gebrek wordt geleden.

          NRC,

          Bij de gillende dames achter het doel van Watersnip/DKS kon vooral Harjo Otten niet kapot. Otten was zeker het spoor bijster want binnen een minuut stond het 2-0 voor Suthwalda. De aansluiting (2-1) bood echter perspectief. Voor de eerste keer gingen de fans echt uit hun dak. Bij de 3-1 van Suthwalda moest het jouwende stel even slikken, maar Watersnip/DKS kwam sterk terug.

          Meppeler Courant,