keffer


keffer 1.0

kleine hond die vaak, druk en hinderlijk keft; keffende hond

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een keffer…

is een hond; is een zoogdier; is een dier

  • [Afmeting] is meestal klein
  • [Geluid] brengt in een snel tempo een hoog, schril geblaf voort; keft
  • [Gedrag] keft vaak; is druk en lijkt bemoeizuchtig; keft hinderlijk en vaak op ongepaste momenten
  • [Waardering] wordt soms als vervelend ervaren; wordt vaak niet echt als een volwaardige hond aangezien

Algemene voorbeelden


Nu eens kleine keffers met rode strikjes in het haar; dan weer grote, trage honden, net als hun bazinnen in dikke bontmantels gehuld en met diep in de ogen getrokken ijsmutsen waar ze net onderuit konden kijken.

De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

De keffer maakt een grollend geluid.

Hete zeeprikkels, Andreas Roels,

Bij de aankomst van de vissers in In den Rode Zeearend vliegt de zwarte keffer onmiddellijk naar hen toe.

Hete zeeprikkels, Andreas Roels,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


keffer 1.1

(pejoratief)

iemand die veel lawaai en misbaar maakt, maar die niet ernstig genomen wordt

Betekenisbetrekking


metafoor
Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een keffer…

is een persoon

      Algemene voorbeelden


      Een paar dozijn jonge keffers, als u 't mij vraagt betaalde oproerkraaiers, hebben gedurende een halfuur het Voorplein bezet en er het gebruikelijke kabaal geschopt, jouwen en slogans scanderen en affiches bekladden, dat soort dingen, weet u wel.

      Op toernee met Leopold Sondag, Ward Ruyslinck,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding