kierewiet


kierewiet 1.0

(informeel)

gek; geschift; dol; niet goed bij zijn hoofd; van de kaart

Combinatiemogelijkheden


met bijwoord


  • helemaal kierewiet
  • lichtelijk kierewiet
  • totaal kierewiet

Wat later neusde, befte, vingerde en neukte Guggenheimer De Meulemeester. Het menske wist niet waar ze het had. Totaal kierewiet zei ze na de seks: 'Meneer Guggenheimer, het was nog beter dan de vorige keer.'

Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,

met substantief


  • een beetje kierewiet

met werkwoord


  • kierewiet zijn
  • kierewiet worden

''t Is een rare samenloop van omstandigheden,' gaf de chef toe. 'Maar die lift is in orde. Breuker heeft 'm vorige maand nog nagekeken. Van binnen en van buiten. Hij is er weken mee bezig geweest.' Hij ging aan zijn bureau zitten [...]. Ja hallo, Breuker, dacht Felix, die is daarna kierewiet geworden. Hij zei: 'Ik heb anders gehoord dat Breuker er ook nogal wat problemen mee heeft gehad.' De chef keek achterdochtig op: 'Wie heeft je dat verteld?'

De lift: naar het filmscenario van Dick Maas, Gerben Hellinga,

Hij is wars van alle modes en wat nadert in de lucht. Heel zijn kunstenaarschap stond in het teken van de zuivere vorm, 'de artistieke uitdrukking van de metafysische ervaring welke men ondergaat in het contact met het geheim van het bestaan'. Je merkt het, hij was een beetje kierewiet.

De Standaard,

'Ze is kierewiet. Knettergek.' 'O, zat ze daarom achterstevoren in de auto, ik dacht al.'

De vrouwenoppasser, Peter de Zwaan,