krankjorum


krankjorum 1.0

(informeel)

die of dat als absurd en belachelijk wordt ervaren door een volslagen gebrek aan afweging en onderbouwing vanuit de rede en het gezond verstand; mal; dwaas; geschift; stapelgek

Algemene voorbeelden


Wordt de klassieke muziek toegankelijker als een commissie van musicologen een viertonenstelsel ontwerpt en de partituren van Mozart en Bach tetrafonisch herschrijft? Wat een krankjorum idee. Niettemin heeft een commissie van neerlandici zich in alle ernst gedurende geruime tijd over de vraag gebogen hoe de gemiddelde lezer van TV-Ekspres of Privé een woord schrijft dat hij helemaal niet kent. Wordt de literatuur daar toegankelijker van?

NRC,

Ik begreep wel dat urenlang betogen saai kan zijn, en enige verstrooiing dan meer dan welkom is. Maar door zichzelf op de meest krankjorume manier uit te dossen, rare vehikels mee te brengen, jolige slogans te schreeuwen en clowneske acts op te voeren, parodieerden de betogers zichzelf [...]. Hoe wilden ze dan dat de regering hen serieus nam? Dat deed ze dan ook niet.

Verdwaalde post, Walter van den Broeck,

"Zeg, neem jij soms weleens een bad?" De Wezeldoder keek of hij het in Keulen hoorde donderen. Was de oude baas nu helemaal krankjorum geworden? "Wat zou ik? Ik maak me nooit vuil!" antwoordde hij, fel gebeten.

Memoires van een kerkuil, Robin Hannelore,

Nu kan een vergelijking tussen Albanië en Zaïre overdreven lijken, helemaal krankjorum is dit niet. Zo deed de economisch logica waarop het communistische Albanië dreef, in gekte nauwelijks onder voor de kannibalisering van flinke stukken van de Zaïrese economie.

De Standaard,

'Belachelijk', 'krankjorum', zijn zoal de aan duidelijkheid niets te wensen overlatende reacties van [...] horeca-ondernemers op het voornemen van de NOS cafés te laten betalen voor het WK-voetbal op tv.

Meppeler Courant,

Woordfamilie


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen