paaitijd


paaitijd 1.0

periode waarin vissen plegen te paren; paartijd van vissen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een paaitijd…

is een tijd

  • [Functie] dient om zich voort te planten
  • [Duur] heeft, afhankelijk van de soort, meestal een duur van enkele dagen tot weken
  • [Tijd] valt, afhankelijk van de soort, doorgaans in een vaste periode in het jaar
  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] gaat gepaard met typische gedragingen, bewegingen en houdingen
  • [Object betroffen] heeft betrekking op vissen

Hoofdsemagram: tijd


Algemene voorbeelden


Buiten de paaitijd zijn driedoornige stekelbaarzen zilverkleurig. Het mannetje krijgt in het voortplantingsseizoen (maart-juli) een rode keel en buik en een blauwe iris [...]. Bij aanvang van de paaitijd wordt door het mannetje een nest gebouwd en verdedigt hij zijn territorium. Na een paarritueel deponeert het vrouwtje haar eieren in het nest, waarna het mannetje deze bevrucht.

http://www.ravon.nl/vissen.html

Het aanpassingsvermogen van snoekbaars is enorm, want de vis komt zowel in heldere meren als in troebel water en zelfs polderslootjes voor. De maximale lengte is ongeveer 120 cm. De vis mag niet gevangen worden in de maanden april en mei, dit is de periode van de paaitijd.

http://www.visbureau.nl/vissoorten.htm

De hoofdpaaitijd valt in mei-juni, maar loopt soms door tot in september. Na de paaitijd verspreiden de volwassen dieren zich over noordelijke wateren en bereiken zelfs de Oostzee.

http://www.visbureau.nl/vissoorten.htm

Woordfamilie


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen