roodgeverfd


roodgeverfd 1.0

met rode verf behandeld; roodgeschilderd; roodgelakt

Algemene voorbeelden


Vol verbazing kijkt een wandelaar naar het roodgeverfde bankje – de kleur van ossenbloed, volgens de beschrijving.

http://oud.refdag.nl/zomer2001/010612zomer10.html,

Hij keek angstig naar beneden en zag heel ver weg kleine witte voeten door het gras schuifelen, zijn auto's waren miniscule beestjes geworden, zijn roodgeverfde kruiwagen was nog kleiner dan een hand.

De hemelvaart van Massimo en Lui oog, Oek de Jong,

Het gebeurt zelden dat hij een pijl uit de roos, een roodgeverfd vierkantje, mag plukken.

Het klokhuis van een zondag, Stefan Boonen,

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • roodgeverfd haar
  • roodgeverfde haren

Het infernoverhaal van zijn vlucht in de oorlog naar Zwitserland met zijn broertje is al weer een tijd geleden mooi en behoedzaam door Betty van Garrel uit zijn mond opgetekend. Twee jodenjongetjes met roodgeverfd haar. Zonder deugdelijke papieren. Nacht en ontij.

NRC,

Nog geen twee jaar geleden liep ze in felkleurige, leren minirokjes rond, met roodgeverfde haren die in weerbarstige staarten als palmscheuten uit haar hoofd verrezen.

De vrouw die alles had, Kees van Beijnum,

Terwijl ze haar hoofd met de oude, roodgeverfde haren verstopt achter het masker van haar handen, doet ze haar best om haar schouders niet te laten schokken.

't Is zo weer nacht, Joyce Roodnat,

  • roodgeverfd hout

Verderop stond een kleiner huis, in roodgeverfd hout dat mooi afstak tegen de donkere dennenbomen.

Blauwbaard, Pauline Slot,

Vaste verbindingen


roodgeverfde lippen

  1. lippen met rode lippenstift

    Haar lippen, roodgeverfd en gezwollen, brachten een onverwachte opwinding in hem teweeg.

    Alle vogels van de wereld, Daphne Buter,

    Helblonde vrouwen met roodgeverfde lippen, goedverzorgde kapsels en dure bontjassen, met poedeltjes op schoot, in druk en vrolijk en samenzweerderig gesprek met de notabele stamgasten van 'het saksische ros'.

    De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,

een roodgeverfde bek; een roodgeverfde mond

  1. een mond waarvan de lippen met lippenstift rood zijn gemaakt

    Al weet hij dat de tijd hem op de hielen zit, al weet hij dat hij nog zal kwaken tegen de maan als een kikker op zijn gat in het koude slijk, zijn eenzaamheid is zijn hoer en die grijnst haar roodgeverfde bek open elke keer als de kilte nader sluipt na de kleine dood in Aranjuez. Hij klemt zijn handen om het stuur, hij zwijgt zich door de groteske woede van dit ogenblik heen.

    Met het oog op de jaren negentig, Luc Vancampenhout,

    Ze schrok nog meer toen zij en Hulda op een ochtend het plein overstaken en twee uitgedoste vrouwspersonen tegenkwamen met roodgeverfde monden.

    Anna, Hanna en Johanna, Marianne Fredriksson,

    Allemaal hadden ze hun monden roodgeverfd met dezelfde lipstick.

    Het blauwe meisje en de andere kleuren van de verschrikking, Greta Seghers,

    'Prosit!' riep ze, hief het glas en zette het aan haar roodgeverfde mond.

    De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,