schooien


schooien 1.0

(informeel)

bedelen

Combinatiemogelijkheden


met voorzetselgroep


Voorzetsel: bij

  • bij iemand schooien

'Alles kan, als je het maar wilt.' 'Verlang iets hard genoeg, dan krijg je het.' 'Waag wat.' 'Niet altijd gaan schooien bij Overgrootvader Staat. Zelf de handen uit de mouwen!'

Verborgen schade, Astor Berkhof,

Voorzetsel: om

  • schooien om een boterham
  • om geld schooien

Wéét dat de bleekscheten over de grenzen van Dar-al-islam zullen worden gepest en wéét dat ik alles deed wat in mijn macht lag om daaraan mee te werken, alles […], wat blank is vals is, skandeerde ik mee, gastarbeiders buiten, ik bedoelde: Klauwaarts, Ieren, Bretoenen, Basken, verlààt dit zinkend schip, kop omhoog borst vooruit, schooi niet langer om een boterham, wordt weer helemaal jezelf in dat malsgroene Europa van jullie, Europa voor de Europeanen, laat dat klootjesvolk hier verrekken […], twaalf procent van onze beroepsbevolking is werkloos en toch blijven de blanke gastarbeiders binnenstromen alsof het hier de zoete inval was.

De stoelendans, Paul Koeck,

Het lijkt zo vanzelfsprekend, even een programma voor zeven donderdagen in elkaar draaien. Mensen benaderen, een omroep om de vinger winden en om geld schooien en hoppa: de zoveelste jaargang van DMD. De praktijk is ook in de amusementssector een stuk weerbarstiger.

Meppeler Courant,

Voorzetsel: voor

  • voor iemand anders schooien

Wie voor zichzelf bedelt kan worden opgepakt wegens landloperij, maar wie via een stichting schooit voor een ander die daar niet om heeft gevraagd, wordt zo ongeveer heilig verklaard.

NRC,

met infinitief


  • gaan schooien
  • komen schooien
  • ergens staan schooien

Rond vier uur kwam tante Mona op bezoek met boterkoeken en zei dat zij die ochtend dertig pakken broodsuiker, dertig kilo koffie en dertig kilo cichorei had gekocht. 'Ik mag niet van mijn vent,' zei mama. 'Hij vindt dat profiteren van de toestand.' 'Maar de toestand verplicht ons, Constance! Wie gaat de eerste zijn om straks, als er geen koffie meer is, te komen schooien?'

Het verdriet van België, Hugo Claus,

met een infinitief met te


  • ergens staan te schooien

Daartegenover stond dat zij tijdens de toneelvoorstellingen in de lange wintermaanden de aanzet gaf voor een laaiend ophitsend applaus wanneer het haar weer eens was gelukt - en het lukte haar altijd - van de een of andere geblaseerde notabele die in de stad zijn contacten had, entreekaartjes af te pingelen, altijd stond ze te schooien aan rijkemensendeuren.

Het blauwe meisje en de andere kleuren van de verschrikking, Greta Seghers,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


schooien 1.1

(informeel)

dringend of aanhoudend om iets vragen

Betekenisbetrekking


metafoor
Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

Combinatiemogelijkheden


met voorzetselgroep


Voorzetsel: om

  • om aandacht schooien

Om de beurt stoppen we ze in bad [...]; om de beurt vertellen we een verhaaltje [...]. De kinderen schooien om aandacht bij wie bereid is hun die te geven. Hebben ze pijn dan zoeken ze troost in de eerste armen die om hen heen worden geslagen. Willen ze eten dan bedelen ze bij de vrouw die het dichtst bij hen staat.

Alle verhalen, Kristien Hemmerechts,

schooien 2.0

(informeel)

iets bedelen; iets aftroggelen

Combinatiemogelijkheden


met object


  • sigaretten schooien

Heelder sloffen op mijn lijf gepakt, gereed om ze zélf op de zwarte markt in Seoul te verkopen. Twintigduizend won kreeg ik daar voor één pakje, en er zat er elke dag eentje in ons rantsoen. Er waren nogal wat nijdige kettingrokers die dat niet konden verdragen, maar ik heb er een aardige frank aan verdiend. Dat gedurige sigaretten schooien, altijd. En dat standvastig bedenken van nieuwe plekjes om mijn voorraad te kunnen verstoppen.

Koud, Geertrui Daem,

Vaste verbindingen


bij elkaar schooien

  1. al schooiende verzamelen

    De kamer was ingericht als kantoor. Het meubilair was kennelijk bij elkaar geschooid. Op het bureau lag een berg paperassen, en daarbovenop stonden naast elkaar een ouderwetse, zwarte telefoon en een knalgeel radiootje. Aan een van de twee stoelen die ervoor stonden ontbraken een paar sporten.

    Verdwaalde post, Walter van den Broeck,

Woordfamilie


Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen