stiekemerd


stiekemerd 1.0

iemand die stiekem is; stiekem persoon

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een stiekemerd…

is een persoon

  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is stiekem; wordt stiekem gevonden

    Algemene voorbeelden


    'Toen' is de zeventiende eeuw; de tijd dat de Engelse Puriteinen zich vestigden in het noordoosten van de zojuist opengelegde kolonie. Hawthorne gebruikt zijn volle talent om deze lieden te beschrijven, maar hij doet het zodanig dat het noch in het begin, noch in het midden, noch in het eind van het boek duidelijk is of deze zeveraars met zwarte pakken aan en punthoeden op nu slecht of goed waren. Noeste werkers, vrome bidders. Stiekemerds die de kat in het donker onder de rokken grepen.

    De doosjesvuller en andere vondsten, Janwillem van de Wetering,

    Op een dag gaf de Oostenrijker dat dier zo'n harde schop tegen zijn buik dat hij jankte van pijn. Niet een tikje, nee, een schop als van een voetballer tegen een bal, keihard. Hij dacht dat niemand het zag, de stiekemerd, maar mijn vrouw zag het en moest vreselijk huilen.

    NRC,

    Een gemene stiekemerd die zijn moeder beloog en bedroog wanneer het maar kon en die zijn ouders nooit eerlijk antwoord gaf als ze wilden weten wat er in hem omging?

    Het schot, Hilbert Kuik,

    Waarschijnlijk had hij al vanaf de drempel staan te spieden. Nee, niet helemaal, zo'n stiekemerd was hij niet.

    Flagstones, Frederike Huygen,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding