werkvrouw


werkvrouw 1.0

((vooral) in België)

vrouw die voor haar beroep kantoren, bedrijven, woningen etc. schoonmaakt; vrouw die voor haar beroep bij anderen schoonmaakt; hulp in de huishouding; schoonmaakster

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een werkvrouw…

is een persoon

  • [Geslacht] is een vrouw

    Algemene voorbeelden


    "Zo'n dertig jaar geleden had ik een werkvrouw. Die baan was kennelijk niet haar roeping en om haar op te beuren zei ik eens: "Je bent eigenlijk interieurverzorgster." Zij dolgelukkig: "Dat zet ik op mijn visitekaartje." Ik heb haar niet verteld dat ik interieurverzorgster niet uit mijn duim gezogen heb. Ik had het woord pas aangetroffen op de advertentiepagina van een Nederlandse krant."

    De Standaard,

    Lezer Andries Caluwaerts uit Gent: "In Nederland worden kamers en kantoren schoongemaakt door werksters, werkvrouwen of schoonmaaksters. In Vlaanderen grijpen de poetsvrouwen naar de macht. Wat verdient de voorkeur in het Algemeen Nederlands?"

    De Standaard,

    In de tuin weerklonken doffe slagen. De werkvrouw klopte de tapijten.

    Leven op het lemmet, Renee Van Hekken,

    Slechts handwerk. Slechts vrouwenwerk. Ze siste het bijna, hardop. Was het überhaupt werk: de omvangrijke huishouding? opruimen, oprapen, voortdurend, achter ieders derrière aan? was plas, geen strijk (die niet, die nam de werkvrouw voor haar rekening, overigens geen dure rekening, slechts vrouwenarbeid zie je).

    De gijzeling, Paula Loeckx,

    Madame Puyenbroek, hun buurvrouw die werkvrouw was in de gemeenteschool, had altijd een onzichtbaar maar zeer ruikbaar aureool van vrouwenzweet om zich heen hangen.

    Het verkeerde keelgat, Diane Broeckhoven,

    Ik ging weer zitten en rookte verder aan m'n sigaretje. Op den duur was het opgerookt. Ik trapte de peuk uit op de vloer. De werkvrouw zou ze wel opruimen, daar zijn werkvrouwen tenslotte voor.

    De droogte, Herman Brusselmans,

    Combinatiemogelijkheden


    met bezittelijk voornaamwoord


    • mijn werkvrouw
    • onze werkvrouw

    We roosterden drie forellen, lekkerder had ik nooit gegeten, we konden nog acht forellen meenemen naar Allah-eik, ik zal er een paar aan mijn werkvrouw geven, zei ik.

    De stoelendans, Paul Koeck,

    De haringvangst was in die oorlogsjaren bijzonder groot, zo groot zelfs dat de katholieke geestelijkheid van een godswonder gewaagde, terwijl primitieve geesten de reuze aanvoer van haring meenden te moeten toeschrijven aan het hoog gehalte van menselijk aas, dat in de zee verloren ging. Onze werkvrouw geloofde dit vast en je zou haar onmogelijk ook maar één stukje haring hebben kunnen laten eten.

    De lange geboorte, Lut Ureel,