sportlust


sportlust 1.0

(archaïsch)

lust om te sporten; zin om te sporten
Alleen nog in gebruik als naam van diverse sportverenigingen en horecagelegenheden.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Sportlust…

is lust

  • [Toepassingsgebied of bereik] betreft de lust om te sporten

    Hoofdsemagram: lust


    Algemene voorbeelden


    Evenals vorig jaar is Sportlust aan de Meppelerweg het vertrek- en eindpunt van de rit.

    Meppeler Courant,

    Toen hij na de bevrijding weer eens een keer bij zijn moeder in Almelo logeerde, hoorde hij tot zijn stomme verbazing in cafe 'Sportlust' dat Greetje moeder was geworden van een zoon wiens vader vanwege het grote aantal kandidaten niet meer te traceren viel.

    De natte gemeente van Koos Tak, Rijk de Gooijer & Eelke de Jong,

    Sportlust beleefde zaterdag 3 angstige minuten in 's-Gravenzande. De klok stond al op 90 minuten toen de thuisploeg alsnog op 1-1 kwam en daarmee leek het kampioenschap van Sportlust weg. Nog geen minuut later legde de uitstekend leidende scheidsrechter v.d. Waerdt de bal op de stip voor Sportlust en wisten de Woerdenaren historie te schrijven door met 2-1 te winnen en promotie naar de hoofdklasse te bewerkstelligen.

    http://www.woerden.tv/tv/Sport/Sportlust_naar_hoofdklasse.html,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding