stakkerd


stakkerd 1.0

beklagenswaardig persoon; meelijwekkend persoon; zielenpoot; stakker

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een stakkerd…

is een persoon

      Hoofdsemagram: stakker


      Algemene voorbeelden


      De arme ambtenaren konden het dus niet helpen dat ze privé-rekeningen indienden of gemeente-eigendommen meepikten. Zij hebben al die jaren in het duister getast of dat wel of niet mocht. Zonder enige begeleiding zijn zij in deze aan hun lot overgelaten, de stakkerds.

      Kan ik even langskomen?, Paul van Vliet,

      Hij had weliswaar drie fatsoenlijke nesten kunnen bouwen in de tijd dat hij zijn emoties zat te verwoorden en dan was er hoegenaamd niets aan de hand geweest, maar niks hoor, piep-piep enzovoort. Geen sociale dienst voorhanden zijnde, zaten de overige vogeltjes tussen het neuken door vanuit hun gezellige ronde bedjes over de rand van hun nestje te loeren en te giechelen om die stakkerd die eigenlijk veel meer een gevoelstype was.

      Mooi was Maria, Marijke Höweler,

      Neem nu de gerechtelijke moord: al kun je de onschuldig veroordeelde het licht in zijn ogen niet meer teruggeven, toch zal ook de armste stakkerd zich verheugen in het berouw van het gerecht en de plechtige, openbare erkenning van zijn onschuld.

      Doodstraf bij zonneschijn; Verhaal op de rug verteld; Verschoven continenten, Arno Schmidt,

      Combinatiemogelijkheden


      met ander, nevengeschikt substantief


      • stakkerds en sukkels

      "Zie je," vervolgde de Vors zelfzeker, "mevrouw Chantal is haar hele leven lang altijd opgekomen voor stakkerds en sukkels."

      Requiem voor de geitenmelker, Robin Hannelore,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding