zatlap


zatlap 1.0

((vooral) in België)

iemand die zichtbaar zeer dronken is en die zich als zodanig gedraagt; man die zichtbaar dronken is en die zich als zodanig gedraagt; dronkenlap

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een zatlap…

is een persoon

      Algemene voorbeelden


      De potopoto koekt aan je banden en schuift onder je wielen weg, zodat je als een zatlap met vallen en opstaan door de modderbrij laveert.

      Een jaar als (g)een ander, Kristien Hemmerechts,

      Wat was dat allemaal? vroeg mijn vrouw, de kinderen zijn er wakker van geworden. Och, antwoordde ik, om niet opnieuw het verhaal te hoeven doen, een zatlap die de weg naar zijn huis niet meer vond. Ik heb het hem wel tien keer uitgelegd, maar hij herhaalde het telkens verkeerd.

      De wekker, André Janssens,

      Om klokslag half één klopte Vontje op de toog en riep: "Genoeg gedronken. Allemaal naar jullie wijf, zatlappen. Het café gaat dicht tot drie uur!" En, geloven of niet, al die boeren begonnen op te stappen.

      Gras, Clem Schouwenaars,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      zatlap 2.0

      ((vooral) in België)

      iemand die voortdurend dronken is; iemand die aan de drank verslaafd is; man die voortdurend dronken is; man die aan de drank verslaafd is; alcoholistdronkenlap; alcoholist; dronkenlap

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Een zatlap…

      is een persoon

          Algemene voorbeelden


          'Laat me los, drankorgel.' Ted smeet hem de keukendeur uit en de gang op. 'Oef ,' zei Wade, 'ik neem aan dat dat bewijst dat je geen drankorgel bent? Nou dat ben je wél ... je bent een zatlap en iedereen in Vancouver zal dat beamen.'

          Alle families zijn psychotisch, Douglas Coupland,

          'Mama, is het waar dat papa drinkt?' 'Ik heb toch gezegd ...' 'Dat hij een zatlap is, hebt ge gezegd.'

          Koud, Geertrui Daem,

          Woordfamilie


          Als deel van een afleiding