zeepzieder


zeepzieder 1.0

(verouderend)

iemand die zeep vervaardigt; zeepmaker

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een zeepzieder…

is een persoon

  • [Activiteit of handeling] vervaardigt zeep
  • [Oorzaak, reden of aanleiding] vervaardigde vroeger vooral zeep voor zijn beroep; vervaardigt tegenwoordig vooral zeep uit liefhebberij

    Algemene voorbeelden


    Hij liet me het adres aan de achterkant van mijn mooie map opschrijven. In Rotterdam. 'Een zeepfabriek,' zei hij en wenste me succes [...]. Ik aarzelde om naar Rotterdam te gaan. Naar die zeepzieder. Ik werd misselijk als ik er aan dacht. In mijn vroege jeugd in Gouda was ik aan de hand van mijn oom in zo'n bedrijfje terecht gekomen. In die schuur stonk het afschuwelijk. De baas had een grauwe werkkiel aan. Hij goot gesmolten viezigheid in een ijzeren bak die in vakjes was verdeeld. Twee meisjes met doeken om hun hoofd zaten op krukjes voor hoge, matglazen ruiten de gestolde blokken vet in bedrukt papier te wikkelen. 'De beste zeep voor iedereen'.

    De koorddanseres en andere herinneringen, Rico Bulthuis,

    De leden van de familie Spillebeen waren actief als zeepzieders en kaarsengieters. In de late Middeleeuwen waren heel wat zeepzieders en kaarsenmakers gevestigd langs de Spiegelrei. Kaarsen waren een belangrijk industrieel product. In het productieproces van kaarsen moest zeep worden gebruikt en daarom werden deze twee beroepen vaak door dezelfde personen uitgeoefend.

    http://www.west-vlaanderen.be/cultuur& vrijetijd/OMD2003/Tolhuis.doc

    Pedro vond in nog andere stadsdelen weerom andere ambachten aan het werk: de kuipers bijvoorbeeld, die tevens olieslagers, azijnleggers of zeepzieders waren.

    http://users.pandora.be/dvdesign/brugge/geschiedenis/pedrodebayona/ 9Het%20felle%20leven%20der%20ambachten.html