schorem


schorem 1.0

(pejoratief)

volk van laag allooi

Semagram (extra betekenisinformatie)


Schorem…

is volk

  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is van laag allooi
  • [Gedrag] gedraagt zich onbeschaafd; begaat soms misdaden

    Algemene voorbeelden


    Toen rijkswacht en politie omstreeks zes uur dinsdagavond met een paar charges het voorplein van het Luikse stadhuis schoonveegden hebben zij, waarschijnlijk ongewild, de betogende studenten voor verdere blamage behoed. Het zich in elk stadscentrum ophoudende schorem maakte aanstalten om zich met de zaken te gaan bemoeien.

    De Standaard,

    'Je schijnt het te hebben gepresteerd voor de klas een gedicht op te zeggen, waarvan je de tekst met een veiligheidsspeld tussen de plooien van je rok had vastgemaakt, zodat je alleen maar af en toe een blik naar beneden hoefde te werpen.' Vluchtig keek ik naar mijn rok. Het was niet dezelfde van toen, herinnerde ik me [...]. 'En dat allemaal terwijl buiten van dat schorem met bromfietsen ongegeneerd de klas in stond te kijken en naar je lachte en floot.'

    De meisjes van de suikerwerkfabriek, Tessa de Loo,

    Combinatiemogelijkheden


    met adjectief ervoor


    • groot schorem
    • verschrikkelijk schorem
    • het ergste schorem

    Hoe dichter de bevrijding naderde, hoe groter schorem zich bij de BS aansloot.

    De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

    'Dat zootje van de BS, die bewakingstroepen, daar zat verschrikkelijk schorem tussen, daar zaten knapen bij die ik nog kende uit de loopgraaf aan het oostfront. Maar je hield je bek stijf dicht anders kon je je kont wel dichtknijpen, werd je 's nachts om zeep geholpen. Die te veel wist legde het loodje.'

    De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

    De Ierse premier Bertie Ahern, die de wedstrijd net zoals zijn collega in het stadion gevolgd had, noemde de Engelse supporters "het ergste schorem dat ik ooit heb aanschouwd".

    NRC,

    met substantief ervoor


    • een stuk schorem
    • een zootje schorem

    'Ik heb hem betaald.' 'Heb jij hem ook betaald? Wat een stuk schorem! Mij heeft hij ook een nota gestuurd, godverdegodver, daar zal ik hem maandag over op z'n vestje spugen, wat een vuile, smerige afzetter.' Toen we aan de eettafel zaten, gaf hij mij [...] het dunne rapport.

    De zonnewijzer, Maarten 't Hart,

    'De politie in de oorlog? Dat was een zootje schorem!' gromde Bohemerfrans. 'Die smerissen die op hun post bleven, daar zat niet veel best volk tussen.'

    De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,

    Woordfamilie


    Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen